Voor het verwarmen van het inwendige van het voertuig, enige warmte ontvangen van de motor tijdens de werking van het fluïdum dat circuleert in het koelsysteem. Verse lucht die door de verwarming stroomt, wordt verwarmd en wordt naar de stand gebracht. Verwarmingsregeling wordt steeds uitgevoerd door middel van elektronische componenten, gevolgd door instelling van de koelmiddelstroom via een smoorklep of door de luchtstroom die samen verdeeld in twee stromen en gemengd door middel van een vaste smoorklep verhouding.
Het ventilatie- en verwarmingssysteem zorgt voor een aangenaam klimaat in het interieur van het voertuig, met voldoende zichtbaarheid door alle ramen en een voldoende luchtgehalte in de cabine, onafhankelijk van het buitenklimaat.